Met vaste hand teken ik een sierlijke boog op het papier. Ja, precies zoals ik ‘m hebben wil. De lijn vloeit vervolgens verticaal naar beneden. Eenmaal onder aangekomen, gaat ie met een krul naar horizontaal: L. Da’s een mooie start voor vandaag. Ik vind het heerlijk om de letter met een flinke zwiep neer te zetten. Omdat ik wil dat de betekenis ervan dubbel en dwars tot uiting komt. Ontspannen kleur ik verder, zin om er een mooie L van te maken.

Ondertussen schijnt de zon op mijn gezicht en voel ik de reuring van het leven om mij heen in het park waar ik op mijn bankje zit. Mensen lopen hier en daar rond met zichzelf, gezelschap of hond. Vogels kwetteren, de takken van de bomen bewegen mee op de wind.

Terwijl de L zich met kleuren vult, bemerk ik dat mijn nek zich spant. Het is een vreemde gewaarwording hoe de spanning zich subtiel, maar overduidelijk spreidt door mijn lichaam. Voorzichtig kijk ik om. De man staat achter mij en bekijkt op gepaste afstand de tekening die ik aan het maken ben. “Het is niet in evenwicht”, zegt ie. Verbaasd kijk ik hem aan. “Wat bedoel je?”, vraag ik hem. “De L.”, zegt ie: “Hij is niet in evenwicht”. “Kijk.” In de binnenzak van zijn colbert pakt hij potlood en een schrijfblokje. Snel tekent hij drie horizontale lijnen, netjes met precies dezelfde afstand tussen het eerste, tweede en derde lijntje. Vervolgens zet hij de krul van de L tussen het tweede en derde lijntje, zakt verticaal naar beneden, met netjes een krul, precies in verhouding met de rest van de letter, hop naar het horizontale deel. “Kijk”, herhaalt hij: “Hier zie je dat de letter mooi tussen de lijntjes valt en in verhouding is met een evenwicht tussen blablabla…”.

‘Murmel, murmel’, mopper ik in mezelf. Ik haak helemaal af op de keurige, evenwichtige, rationele en totaal a-creatieve boodschap van deze man. Zit ik net lekker van het weer en mijn L te genieten, ben ik eindelijk toe om juist wel met een sierlijke boog mijn punt te maken, krijgen we dit. Terwijl de man verder praat, zie ik zijn smalle, ietwat strakke mond en zijn nette pak in bedekte kleur. Lastig hoor, zo iemand die precies tussen de lijntjes wil leven. Maar eerlijk is eerlijk. Misschien wel omdat ik het goed ken, te goed als je het mij vraagt. Het is precies dat waarvan ik me meer en meer los maak. Dolblij, trots, opgelucht ben ik. En bang, dat ook. Hoe graag ik dit ook wil, ik weet niet wat me te wachten staat en dat bezorgt me naast de roes, ook slapeloze nachten.

‘Moet ik nu in gesprek met deze man?’ Terwijl ik bij mezelf te rade ga naar het antwoord op deze vraag, gaat hij verder met zijn relaas over evenwicht en balans. Moe ervan besluit ik de andere kant op te kijken. Dat geeft slechts een betrekkelijke rust. Nog steeds zie ik de vogels kwetteren en de mensen lopen, maar er is een ergernis in mij waar ik niet goed raad mee weet.

Ik besluit om mijn ergernis aan te kijken. “Vind je het belangrijk?” vraag ik. De man blijft haken in zijn zin en kijkt me aan. “Wat bedoel je?” “Nou”, zeg ik, “dat je tussen de lijntjes leeft”. Verward kijkt hij me aan. “Het is aan jou hoor”, ga ik verder. “Maar wie zegt dat je tussen de lijntjes moet blijven. Het gegeven dat je dat vroeger geleerd hebt, wil toch niet zeggen dat je dat zo moet blijven doen”. Bedremmeld pakt de man een schoon zakdoekje uit zijn colbert en legt het op het bankje naast mij. “Vind je het goed als ik er even bij kom zitten?” Vraagt hij. “Natuurlijk”, zeg ik vriendelijk en schuif wat op, bij wijze van welkom. “Lekker weer”, zegt hij. “Heerlijk”, antwoord ik. Even zitten we zwijgzaam naast elkaar met de zon in ons gezicht.

“Je hebt gelijk”, zegt de man. “Mijn leven lang loop ik tussen de lijntjes en kan maar moeilijk loslaten”. Voorzichtig knoopt hij het bovenste knoopje van zijn blouse open. Van binnen glimlach ik om zijn eerste beweging naar vrijheid.

“Ik kan heel gemakkelijk verder met mijn keurige leven. Daar is zelfs niets mis mee want het is best leuk. Het enige is, ik verlang naar iets anders. Ik verlang naar, hoe zal ik het zeggen. Loslaten van alles waar ik ooit aan hechtte. Waarvan ik me nu oprecht afvraag of het daar wel om gaat in mijn leven. Ik

wil de wind in mijn haren voelen. Overboord gooien waar het niet meer over gaat. Spullen, ballast aan de kant en overblijven met dat waar het voor mij wel over gaat. Ik wil de trossen los en ervaren, voelen wat de elementen met mij, met ons gaan doen. Niet wetend hoe het zal lopen en waar we naartoe gaan. Deze L”, ga ik verder en laat mijn uitbundige tekening zien aan de man, “die staat voor loslaten. Ook ik heb netjes tussen de lijntjes geleefd, en daar ben ik godzijdank klaar mee.”

De man kijkt me aan. Ik zie de aarzeling in zijn gezicht en vraag me af wat hij gaat doen. Is het zijn ratio die gaat winnen, zijn hart? Laat hij zich leiden door angst, door verlangen? Hij kijkt even van me weg en schraapt zijn keel. Ik zie dat hij iets wil gaan zeggen maar nee, hij doet het niet. Ook ik ga me een beetje ongemakkelijk voelen nu. Maar dat kan ik wel hebben. Liever ongemakkelijk, dan dat ik me opnieuw laat reduceren tot marionettenpop.

“Wiens leven wil je leiden?”. Vraag ik de man. Ondertussen mezelf streng afvragend waar ik in godsnaam deze suggestieve vraag vandaan haal.

“Het mijne”, zegt de man. “Wil je me helpen?”

Steun ons!